De Capability Approach als een framework voor voedingsonderzoek
De huidige beoefening van voedingswetenschappen is gestoeld op het farmaco-biomedisch model: nutriënten beïnvloeden de voedingsstatus en daarmee de gezondheid van mensen. Biometrische methoden worden gebruikt om voedingsstatus te meten en vervolgens worden interventies ontwikkeld die als doel hebben deze voedingsstatus te verbeteren. Deze benadering is niet geschikt voor huidige wetenschappelijke en maatschappelijke vragen zoals overgewicht en diabetes.
Er is een duidelijke parallel te maken tussen het mono-dimensionele biomedische model en het meten van ontwikkeling aan de hand van economische groei binnen de economische wetenschappen. Amartya Sen heeft in 1998 de Nobelprijs gewonnen voor zijn vernieuwende benadering van ontwikkeling. Hij argumenteerde dat ontwikkeling op een multi-dimensionele manier gemeten zou moeten worden. Het tot dan toe gebruikte bruto nationaal produkt als uitkomstmaat impliceert dat ontwikkeling beperkt is tot economische groei, zoals gemeten op basis van inkomen. Dit is te beperkt. Andere dimensies zoals gezondheid, onderwijs en kwaliteit van leven zouden ook in beschouwing genomen moeten worden. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in de Human Development Index als maat voor ontwikkeling.
In haar VIDI project “Multi-dimensional indicators of child growth and development – one size fits all” maakt Hinke Haisma de parallel tussen het biomedische model en het werk van Amartya Sen. Ze stelt voor om groei op een multi-dimensionele manier te meten en gebruikt hiervoor Sen’s Capability Approach als kader.
Deze benadering is fundamenteel verschillend van het farmaco-biomedische, maar ook van het sociaal-epidemiologische model en stelt de mogelijkheden die mensen hebben om gezond te zijn centraal. Volgens de Capability Approach zijn die mogelijkheden in de eerste plaats afhankelijk van beschikbare middelen en daarnaast van hoe deze beïnvloed worden door “conversion factors“, zoals cultuur, recht, infrastructuur. Mensen hebben vervolgens de mogelijkheid keuzes te maken op basis van de mogelijkheden die ze hebben en die keuzes bepalen de uitkomsten. Het multi-dimensionele bestaat eruit dat groei dan niet langer beperkt is tot biomedische uitkomstmaten.
In navolging van Martha Nussbaum en Mario Biggeri kiest Haisma haar dimensies op basis van kinderrechten: fysieke groei (waaronder biomedische maten als lengte en gewicht), liefde en zorg, mentale gezondheid, lichamelijke integriteit en veiligheid, onderdak, waardigheid, etc. Om daarnaast de context als “conversion factor” in het model te brengen maakt ze o.a. gebruik van de nutrition transition-theorie uit de demografie en van de life history-theory uit de evolutionaire biologie. Om ouders een goed advies te geven over de groei van hun kinderen maakt het namelijk uit of een kind is geboren in een land waar het gros van de populatie overgewicht heeft, of dat ondervoeding het predominante probleem is. Verder is het voor zorgverleners van belang om zich te realiseren of een kind dat geboren is met een laag geboortegewicht baat zal hebben bij snelle catch-up-groei (nodig in landen met een grote kans op kindersterfte) of dat het beter is om langzame groei na te streven (in landen waar “rapid catch-up growth” leidt tot een grotere kans op diabetes, zoals in India).
Een dergelijk model vraagt een andere benadering van groei en verbreedt het domein van de voedingswetenschappen tot buiten de traditionele biomedische uitkomstmaten.
Deze benadering geeft andere aangrijpingspunten voor interventie en doet recht aan complexe problematieken zoals overgewicht en chronische aandoeningen.
Haisma is voorzitter van de IUNS Task Force “Towards multi-dimensional indicators of child growth and development”
Haisma H, Yousefzadeh S, Boele van Hensbroek P. (2017). Towards a capability approach to child growth: a theoretical model. Maternal and Child Nutrition.